fbpx

‘Huidhonger’

Aanraking. In de huidige tijd een begrip wat haast uit ons vocabulaire verdwenen lijkt te zijn. Toch is al langer bekend dat bij liefdevolle aanraking het knuffelhormoon oxytocine wordt aangemaakt. En laat dat nou juist zorgen voor het verlagen van stresshormonen als adrenaline en cortisol. Aanraking kan dus een belangrijke bondgenoot zijn in het verlagen van stress of in het herstel van je burn-out. Onderstaand verhaal schreef ik in de zomer van 2019 toen aanraking, of huidhonger, een andere taboe kende dan die van vandaag de dag. 

Met regelmaat voel ik persoonlijk de behoefte om aangeraakt te worden of om andere mensen aan te raken. Een knuffel of omhelzing met een goede vriend of mijn ouders. Intimiteit met mijn vriendin. Een behoefte die volgens mij van nature in de mens verweven zit. Een baby heeft immers al behoefte aan lichaamscontact voor geborgenheid. Toch krijg ik het gevoel dat aanraken, of huidhonger, niet altijd geaccepteerd wordt in onze cultuur en gepaard gaat met schaamte. 

Bij toeval zapte ik langs het praatprogramma op de publieke omroep van Jacobine. Het onderwerp ‘worden we nog wel genoeg aangeraakt’ sprak me aan. Aan tafel bij Jacobine zit onder meer Rebecca Onderstal. Zij definieert huidhonger als volgt: “de behoefte aan iemand die heel dichtbij is, aan wie je je kunt overleveren. Een ander bij wie je je letterlijk en figuurlijk kunt blootgeven en waar je schaamte kunt afleggen. Het is vaak iemand die qua lichaam heel dichtbij is. Ik ben alleen en mis dat. De schaamte die met dat gemis gepaard gaat wil ik graag bespreekbaar maken.”

Actrice Mariska van Veenen voelde na het overlijden van haar man ook deze behoefte en verwerkte het in haar theatervoorstelling. “Ik verlang zo naar vrouw zijn. Armen om me heen, ogen die me stralend aankijken, en een lijf. Ook echt een lijf.” Tegelijkertijd voelde ze veel schaamte aangezien haar man net overleden was. “In de ogen van sommige bezoekers kon ik  gedachtes lezen. ‘Je hebt net je man verloren. Hou je nog wel van hem? Ben je hem wel trouw?’ Dat maakte het moeilijk voor me om dat verlangen te hebben.” 

“Bij mannen ligt het onderwerp aanraking nog wat specifieker. Als 4-jarige man word je minder geknuffeld, als 8-jarige wordt er minder gestoeid en als 12-jarige man komt op elke aanraking een soort van schaamte te zitten en word je concurrenten van elkaar,” aldus Han Vriends. Hij komt in zijn werk als lichaamsgericht therapeut regelmatig mannen tegen die in een isolement komen in plaats van in verbinding. “Ondanks dat de taal van mannen eigenlijk heel fysiek ik. Stoeien is als het ware uit het leven geknipt bij mannen. Gek genoeg is de hug van mannen onderling heel erg helend omdat het iets zegt over de manier waarop je je verbindt en verhoudt. Gelukkig vinden mannen elkaar meer en meer in een vorm waarin lijfelijk contact en intimiteit ook samen gaan.”

Harry Harlow was een Amerikaanse psycholoog uit de vorige eeuw die onderzoek deed naar het gedrag van resusaapjes. In een kooi sloot hij een aapje op samen met twee metalen apen. Een metalen aap bekleedde hij met stof, de andere gaf hij melk. Harlow dacht dat het aapje zou kiezen voor voedsel als primaire behoefte. Tot zijn verrassing koos het aapje echter voor de met stof bekleedde aap. Volgens Harlow konden we hieruit opmaken dat aanraking een belangrijkere factor is voor hechting dan voedsel.

De grens tussen aanraking, huidhonger, intimiteit en seksualiteit is lastig te definiëren en dat maakt het ook meteen tot een gevoelig onderwerp. “We willen het in ons hoofd zo bevatten en tegelijkertijd loopt het ook zo door elkaar,” vindt van Veenen. Cohen vult haar aan: “ik miste mijn man enorm en lag dan alleen in mijn bed te fantaseren hoe het zou zijn als hij hier bij me zou zijn. Eigenlijk ging ik daarmee weg uit de pijn van het gemis. Een stukje overlevingsmechanisme.“

Zoals bij zoveel pijnen is de mens nogal eens geneigd bij de pijn weg te gaan en deze toe te dekken met afleiding of snelle medicijnen. In het geval van het gemis van aanraking is de verleiding groot om deze honger extern te gaan stillen. “Op die manier loop je het risico dat je denkt dat een ander jouw gat moet vullen. Het is interessant om bij je zelf te blijven en te kijken wat je nu echt nodig hebt,” aldus Han Vriends. 

“De ander kan je wat geven. Uiteindelijk gaat het over jou en jouw behoefte.” Van Veenen voegt daar aan toe dat het onderwerp erkenning van schaamte daar een belangrijke rol in speelt: “schaamte hebben we allemaal. Als we dat nou eens niet zien als stopbord, maar als punt van erkenning. Terwijl ik dit vertel voel ik ook schaamte, erken ik het en blijf ik door bewegen. Het hoort er nou één keer bij.” Schaamte die Vriend als geen ander herkent: “ik heb op school met seksueel misbruik te maken gehad. Ik bewoog me toen in een isolement en leefde niet met levensenergie. De sleutel was toen ik 30 jaar later stopte met het geheim. Tango heeft mij vervolgens gered.”

Ook de manier waarop we binnen onze ‘aanrakingsarme cultuur’ omgaan met aanraking speelt volgens van Veenen een voorname rol. “Ik denk dat we op een bepaalde manier steeds meer in ons hoofd zijn gaan leven. We zijn volgens mij zoekende hoe we meer in ons lijf kunnen komen. Bij deze zoektocht komen we van alles tegen. Pijn bijvoorbeeld. Dan is het makkelijk om hup weer in je hoofd te gaan zitten. Virginia Satir zegt niet voor niets dat we vier knuffels per dag nodig hebben om te overleven, acht om gezond te blijven en twaalf om te groeien.“

Esther Cohen voegt daar tot slot aan toe: “De hele discussie draagt helaas ook bij aan de taboe merk ik. In het onderwijs hoor ik ook dat er vrees is om een kind te troosten en daarbij fysiek te zijn. Dan is het al snel grensoverschrijdend. Als ik in mijn werk als rouwbegeleider iemand wil omhelzen in zijn verdriet is het echt goed om heel duidelijk te zijn dat het is om te troosten en geen poging om….”